Effecten en vergelijking ABR en Campusroute varianten
De aanpassingen aan een bestaande weg en de aanleg van een nieuw weg leiden tot wijzigingen in de leefomgeving voor mens en natuur. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de effecten van het ABR en de Campusroute varianten. De ligging van het ABR en de 6 Campusroute varianten zijn weergegeven op de afbeelding hieronder. U kunt op de variant klikken voor het technisch (schets-) ontwerp.
De effecten zijn bepaald ten opzichte van de referentiesituatie zoals deze in het jaar 2030 worden verwacht wanneer provincie Gelderland geen alternatief uitvoert zoals onderzocht in dit MER. Klik hier voor een totaaloverzicht van de effectscores.De effectscores per variant ziet u door hieronder op de naam van de variant te klikken.
De effecten van het ABR en de Campusroute varianten zijn voor de aspecten luchtkwaliteit, externe veiligheid, archeologie en bodem gelijk. Op andere aspecten verschillen ze van elkaar. Zo scoort het ABR positiever op de aspecten trillingen, natuur, landschap en cultuurhistorie, water, ruimtegebruik, sociale aspecten en duurzaamheid/klimaat. Op de aspecten verkeer en verkeersveiligheid, geluid, gezondheid en licht is er een klein verschil tussen de Campusroute varianten en het ABR.
De negatieve effecten die berekend zijn, zijn meestal te verminderen of te voorkomen door het nemen van (aanvullende) maatregelen. Ook wel mitigerende maatregelen genoemd. Dit kunnen maatregelen zijn zoals geluidsschermen, maatregelen gericht op optimaal inpassen van de varianten in het landschap etc. Onderscheid wordt gemaakt in wettelijke verplichte mitigerende maatregelen en niet-wettelijke mitigerende maatregelen. Zo is voor natuur het wettelijk verplicht om in geval van negatieve effecten op beschermde soorten en/of gebieden mitigerende en/of compenserende maatregelen te treffen voor het verkrijgen van een ontheffing. Ook voor geluid en luchtkwaliteit is het wettelijk verplicht dat mitigerende maatregelen worden getroffen wanneer grenswaarden worden overschreden.
Verkeer en vervoer
Naast het doelbereik zijn apart de verkeerseffecten in beeld gebracht. Zoals gebruikelijk in een MER zijn de effecten van de varianten afgezet tegen die van de referentiesituatie (2030). De referentiesituatie wordt neutraal beoordeeld.
Doorstroming
Bereikbaarheid is in dit MER uitgedrukt in de reistijdverhouding van zes maatgevende trajecten in de ochtend- en avondspits.
Ten opzichte van de referentiesituatie worden de reistijdverhoudingen in de ochtendspits voor alle varianten beter. Uitzondering hierop is traject Campusterrein – A12 (traject D) bij het ABR en de Campusroute varianten 1, 3 en 6. Tussen de varianten onderling is niet veel verschil. De reistijdverhoudingen in de avondspits worden voor alle varianten wel beter dan de referentiesituatie. Zowel het ABR als de Campusroutevarianten hebben een positief effect op de reistijdverhouding.
Klik hier voor de reistijdverhoudingen per variant.
Robuustheid
Is het verkeerssysteem flexibel en kan het verkeer bij groei en onvoorziene omstandigheden worden gefaciliteerd? Dit is beoordeeld in drie onderdelen namelijk reservecapaciteit, compartimentering en veerkracht en aanpassingsvermogen.
Het ABR en de Campusroute varianten hebben voldoende reservecapaciteit bij een extra verkeersgroei van 10% ten opzichte van de referentiesituatie. De reistijdverhoudingen in de ochtendspits worden bij alle varianten beter. Uitzondering hierop is traject Campusterrein – A12) bij het ABR en de Campusroute varianten 1, 3 en 6. In de avondspits verbeteren de reistijdverhoudingen op alle trajecten.
Op gebied van compartimentering bieden de Campusroute varianten 2 en 6 meer capaciteit dan de referentiesituatie en ABR. Er zijn bij deze varianten meer alternatieve routes aanwezig.
Alle Campusroute varianten en ABR kennen beperkingen in veerkracht en aanpassingsvermogen (in hoeverre kan het verkeerssysteem aangepast worden aan onvoorziene toekomstige ontwikkelingen). Het ABR dat globaal uit Mansholtlaan en Nijenoord Allee bestaat, kent meerdere plekken langs de route die tot beperkingen leiden en deels ook over grotere lengte, vergelijkbaar met de referentiesituatie 2030. Juist bij kruisingen, waar veelal aanpassingen gewenst zijn, is nauwelijks ruimte beschikbaar. Alternatief Campusroute, waardoor een ruit wordt gevormd met de huidige Mansholtlaan en Nijenoord Allee, kent op enkele plekken een beperking in aanpassingsvermogen. Binnen de Campusroute varianten is weinig verschil in score aan te geven. Bij de Campusroutevarianten is ook de huidige route aanpasbaar.
Fietsoversteekbaarheid
Op fietsoversteekbaarheid scoort het ABR minder goed dan de Campusroute varianten. Met name de fietsoversteekbaarheid van de oversteek Churchillweg verbetert niet ten opzichte van de referentiesituatie; er is sprake van een lichte verslechtering. Ook is de kans op conflicten tussen fietsers en auto’s op de belangrijke fietsoversteekplaatsen bij het ABR groter dan bij de Campusroute varianten. De Campusroute varianten 1 en 4 scoren het meest positief op fietsoversteekbaarheid. De verbetering van de oversteekbaarheid van bij de Churchillweg en Hoevestein is in deze varianten het grootst.
Verkeersveiligheid
Het risico op ongevallen is gekoppeld aan het aantal wegkilometers op het type weg (gebiedsontsluitende weg of erftoegangsweg). In Campusroutevarianten 2, 5 en 6 worden meer voertuigskilometers op een hogere orde weg (gebiedsontsluitingsweg) afgelegd ten opzichte van de referentiesituatie 2030. Dit leidt tot een verminderde kans op ongevallen. De overige Campusroute varianten en het ABR hebben ongeveer evenveel voertuigkilometers op een weg van hogere orde ten opzichte van de referentiesituatie 2030.
Verkeersveiligheid is een randvoorwaardelijk uitgangspunt. De Campusroute varianten 2, 4 en 5 voldoen niet aan de doelstelling van Duurzaam Veilig aangezien vorm, functie en gebruik niet in overeenstemming zijn. De Campusroute varianten 1, 3 en 6 en ABR worden ingericht volgens principes “Duurzaam Veilig”.
Geluid
In lijn met de veranderde verkeersstromen wijzigt ook de geluidbelasting; daar waar het verkeer toe- of afneemt, neemt ook de geluidhinder toe- of af. Op basis van de totale geluidbelasting (klik hier voor kaarten van de geluidscontouren) is per variant het aantal gehinderden van geluid binnen een contour bepaald.
Alle varianten van de Campusroute, behalve variant 2, zorgen voor een afname van het aantal gehinderden. De sterkste afname is te zien bij variant 1 Campusroute. Bij het ABR is er sprake van een (lichte) toename. Deze tabel (klik hier) geeft een overzicht van het aantal gehinderden per variant.
In de nabijheid van het plangebied ligt een stiltegebied. Door het ABR verandert de geluidsbelasting op het stiltegebied nagenoeg niet.
De Campusroute varianten leiden allen tot een toename van geluidsbelasting op dit stiltegebied. De toename van de geluidbelasting is bij de Campusroute varianten 1, 3 en 6 het hoogst omdat hier sprake is van een maximumsnelheid van 80 km/h, terwijl dit bij de andere Campusroute varianten 50 km/h is.
Luchtkwaliteit
Alle varianten van de Campusroute en het ABR voldoen in 2030 ruim aan zowel de grenswaarden als de World Health Organisation (WHO) advieswaarden voor de verontreinigde stoffen 'fijn stof (PM10 en PM2,5)' en 'stikstofdioxide (NO2)'. Hiermee voldoen alle varianten aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit.
De veranderingen van NO2- (klik hier voor de kaart), PM10- en PM2.5-concentraties zijn bij alle varianten zeer klein en er is in geen geval sprake van een concentratietoename van meer dan 1,2 μg/m³ bij woningen en gevoelige bestemmingen, wat doorgaans wordt beschouwd als een significante (niet te verwaarlozen) toename.
Gezondheid
Voor het onderzoek naar de effecten op gezondheid zijn de veranderingen in het aantal slaapgestoorden (bepaalt op basis van de geluidbelasting tussen 23 uur en 7 uur) in beeld gebracht als gevolg van de Campusroute varianten en het ABR. De varianten 1, 4, 5 en 6 van de Campusroute leiden in totaal tot minder slaapgestoorden dan de referentiesituatie. Bij variant 3 van de Campusroute blijft het aantal slaapgestoorden gelijk. Het ABR en variant 2 Campusroute leiden tot een toename van het aantal slaapgestoorden.
Daarnaast is ook gekeken naar het effect op de levensverwachting als gevolg van luchtverontreiniging. De GGD Gelderland heeft een methode ontwikkeld om de effecten van (wijziging in) verkeersstromen op de levensverwachting van mensen ouder dan 30 jaar te bepalen.
Het ABR leidt tot een geringe toename van het aantal verloren levensdagen als gevolg van luchtverontreiniging. Alle Campusroute varianten leiden eveneens in meer of minder mate, tot een toename van het aantal verloren levensdagen. De grootste toename van het aantal verloren levensdagen is te zien bij variant 6 van de Campusroute, de kleinste toename bij variant 4.
Trillingen
Verkeer kan leiden tot trillingen op gebouwen en woningen. In het onderzoek naar trillingen is specifiek gekeken naar het effect op de woningen en objecten met onderwijsfunctie die in of in de nabijheid van het plangebied liggen en de onderzoeksgebouwen op de Campus.
Woningen en objecten met onderwijsfunctie
Voor alle varianten geldt dat alle objecten met een woonfunctie en met een onderwijsfunctie in het studiegebied ruim aan de streefwaarden uit de beoordelingssystematiek van de SBR B richtlijn voldoen.
Bij het vergelijken van het ABR en de Campusroute varianten ten opzichte van de referentiesituatie (2030) komt het volgende beeld naar voren. Bij de varianten voor de Campusroute is sprake van een zeer negatief effect (--), met toename van meer dan 20% gehinderden in woningen. Er worden meer woningen gehinderd, uitgaande van gemiddeld 2,2 mensen per woning, leidt dit tot deze toename. Bij het ABR is sprake van een neutraal effect (0) met toename van minder dan 5% gehinderden in woningen.
Onderzoeksgebouwen (klik hier voor kaart)
Zowel het ABR als de Campusroute leiden tot een verhoging van de trillingsniveaus op onderzoeksgebouwen. Bij het ABR is bij 1 gebouw (Friesland Campina) sprake van een verhoogd trillingsniveau maar dit geeft geen functionele beperking (score neutraal).
Ook bij de Campusroute varianten 1, 4 en 6 is er bij 1 gebouw (Carus D) sprake van een verhoogd trillingsniveau (score negatief effect). Campusroute varianten 2 en 3 leiden tot een verhoogd trillingsniveau bij 2 gebouwen (Carus D en B) . Campusroutevariant 5 leidt tot een verhoogd trillingsniveau bij 3 gebouwen (Carus D, Carus B en Carus I). Dit wordt beoordeeld als zeer negatief (--).
Bij alle varianten van de Campusroute geldt dat het dieronderzoek dat in Carus D plaatsvindt beïnvloed wordt en mogelijk niet voortgezet kan worden.
Het dieronderzoek dat in het Carus B plaatsvindt wordt bij de varianten 2, 3 en 5 beïnvloedt en kan mogelijk niet voortgezet kan worden.
Het dieronderzoek dat in het Carus I plaatsvindt wordt door variant 5 beïnvloedt en kan mogelijk niet voorgezet worden.
Zowel voor FrieslandCampina, Vitae en NIOO KNAW geldt dat het verhoogd trillingsniveau onder de VC-C klasse blijft, wat betekent dat er geen functionele beperking optreedt voor deze onderzoeksgebouwen.
Lichthinder
Een nieuwe weg of aanpassingen aan een weg kan leiden tot lichthinder op omwonenden door bijvoorbeeld lantaarnpalen en koplampen van auto’s.
Het ABR verbreedt op sommige plekken de weg, er wordt één kruising toegevoegd en een rotonde wordt omgevormd tot kruising. Deze wijzigingen zorgen niet voor nieuwe locaties van lichtinval. Door de verbreding van de weg kunnen de lichtbronnen, zoals lantaarnpalen en verkeerslichten, langs de weg wel dichterbij de woningen komen te staan. De specificaties van de lichtbronnen zijn echter nog niet gedefinieerd.
De Campusroute varianten 1 en 3 leiden tot een beperkte toename van lichthinder op de woningen die noordelijk liggen in de wijk Noordwest, omdat deze woningen minder worden afgeschermd door struiken en bomen dan de overige (meer zuidelijke woningen) van de wijk Noordwest en deze varianten richting de woningen afbuigen. De andere Campusroute varianten leiden niet tot een toename van lichthinder op woningen.
Externe veiligheid
De varianten van de Campusroute hebben geen invloed op de transporten van gevaarlijke stoffen (brandbare gassen) over de weg. De realisatie van de Campusroute zal niet leiden tot een nieuwe route voor brandbare gassen die bepalend zijn het effect op externe veiligheid. Het is niet aannemelijk dat het vervoer via de mogelijke varianten van de Campusroute, anders dan over de N781, gaat verlopen. Dit heeft te maken met de ligging van de LPG-tankstations aan de oostzijde van de N781 en de kortste route voor de bevoorrading vanaf de snelweg A12. In de haven van Wageningen zijn geen bronnen van brandbare gassen aanwezig. De Campusroute varianten leiden hierdoor niet tot andere transportroutes of een verandering in de aantallen transporten brandbare gassen over de N781. Het is aan gemeente Wageningen om de nieuwe Campusroute wel of niet open te stellen voor gevaarlijke stoffen. Dat is nu nog niet bekend.
Het ABR heeft eveneens geen invloed op het aantal transporten gevaarlijke stoffen.
Natuur
Het ABR en Campusroute leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden (klik hier de voor kaart met de ligging van de Natura 2000 gebieden en de maximale toename van stikstofdepositie op de Natura 2000 gebieden). Overige mogelijke storingsfactoren (zoals geluidsbelasting en lichtoverlast) reiken niet tot in Natura 2000-gebieden. De toename van stikstofdepositie is bij de Campusroute varianten aanzienlijk hoger dan bij het ABR.
De gevolgen van de toename van stikstofdepositie op de stikstofgevoelige habitats (de plaatsen waar specifieke soorten voorkomen die gevoelig zijn voor stikstof) worden in een later stadium, bij de uitwerking van de voorkeursvariant, nader onderzocht. Tevens wordt dan bepaald op welke wijze de effecten gemitigeerd kunnen worden.
In en nabij het plangebied komen soorten voor die zijn beschermd in de Wet Natuurbescherming.
In totaal heeft het ABR minder negatieve effecten op beschermde soorten dan de Campusroute, omdat bij het ABR in de huidige situatie ook al drukke wegen aanwezig zijn, terwijl bij de Campusroute ook nieuwe infrastructuur wordt aangelegd. Er is bij alle varianten van de Campusroute sprake van ernstige aantasting door vernietiging van belangrijke leefgebied van meerdere beschermde soorten.
Voor aantasting van (het leefgebied van) beschermde soorten moeten mitigerende/compenserende maatregelen genomen worden.
Landschap en cultuurhistorie
De varianten van de Campusroute wijken allen af van de bestaande landschappelijke structuur en scoren daarom negatief tot zeer negatief. Variant 6 van de Campusroute sluit, in vergelijking met de andere varianten, beter aan bij de landschappelijke structuur en scoren daarom negatief. De andere Campusroute varianten scoren zeer negatief.
Het ABR scoort grotendeels neutraal omdat deze de bestaande landschappelijke structuur niet aantast.
Ook de aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische elementen is het grootst bij de Campusroute varianten (--). Campusroute variant 2 scoort minder negatief (-), dan de andere Campus varianten omdat bij variant 2 het Dassenbos voor het grootste deel wordt ontzien. Het ABR scoort negatief omdat hier laanbomen voor moeten wijken.
Ten slotte leiden de Campusroute varianten tot een negatief effect op een cultuurhistorisch object, vanwege de invloed op de historische boerderij de Born. Deze boerderij wordt niet fysiek aangetast, maar het aangrenzend gebied wordt wel aangetast door de ligging van de nieuwe weg. Het ABR leidt tot een zeer negatief effect op cultuurhistorie, omdat in dit alternatief de boerderij aan de Mansholtlaan nummer 20, met monumentale status, niet behouden kan blijven.
De negatieve effecten op de landschappelijke structuur kunnen met de juiste inpassingsmaatregelen worden verzacht. Alleen bij variant 2 en 4 van de Campusroute is beperking van het negatieve effect niet mogelijk, vanwege de sterke afwijking met het bestaande landschap.
Archeologie
Archeologie wordt beoordeeld op bekende kwaliteiten (zoals archeologische monumenten en bekende locaties en terrein met archeologische waarde) en verwachte kwaliteiten (locaties en gebieden met archeologische verwachtingswaarde).
In het plangebied zijn weinig tot geen bekende archeologische kwaliteiten aanwezig. Alle varianten voor de Campusroute en het ABR doorsnijden wel gebieden met hoge verwachtingswaarden. Hierdoor scoren Campusroute varianten en het ABR negatief op verwachte archeologische kwaliteiten.
Nader onderzoek voor de voorkeursvariant moet uitwijzen of en waar archeologische waarden verstoord worden als gevolg van de aanleg /wijzigingen van de weg. Uit dit onderzoek volgt ook hoe omgegaan dient te worden met de archeologie en welke maatregelen hiertoe genomen moeten.
Bodem
In het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen aanwezig. Het is daarnaast wettelijk niet geoorloofd dat de mate van bodemverontreiniging mag toenemen bij een ontwikkeling (standstill principe).
Water
Alle varianten leiden tot een toename van verhard oppervlak omdat er asfalt wordt aangelegd. Waar verhard oppervlak wordt gerealiseerd stroomt het regenwater versneld af naar het oppervlaktewater. Hierdoor ontstaat een piekbelasting van het oppervlaktewatersysteem, waarbij tijdens hevige regenval wateroverlast kan ontstaan. De toename van het verhard oppervlak is het grootst bij de varianten voor de Campusroute.
De varianten van de Campusroute (1, 2, 4, 5 en 6) hebben een effect op de belangrijke watergangen in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Variant 3 is de enige variant die geen watergang doorsnijdt. Het ABR doorsnijdt geen belangrijke watergangen.
Er geldt vanuit de keur van het waterschap een compensatieplicht waarbij het dempen van watergangen en de toename van verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden. Door de compensatie van oppervlaktewater is er geen sprake van een negatief effect. In de beoordeling wordt het effect voor alle varianten neutraal beoordeeld.
Ruimtegebruik
Het ruimtebeslag (het (extra) oppervlak van een variant ten gevolge van een bestaande functie) is bij de Campusroute varianten groter dan bij het ABR. De varianten van de Campusroute onderscheiden zich nagenoeg niet van elkaar voor wat betreft de hoeveelheid ruimtebeslag.
De Campusroute varianten leiden met name tot een ruimtebeslag op de proefvelden van de WUR en het Dassenbos. Variant 5 leidt daarnaast tot een ruimtebeslag op de Carusgebouwen. Campusroute varianten 1 en 4 leiden tot een beperkt ruimtebeslag op park Noordwest. Ten slotte leiden varianten 3 en 5 tot een ruimtebeslag op het park Blauwe Bergen.
Variant 5 Campusroute scoort zeer negatief op ruimtebeslag. De overige Campusroute varianten scoren negatief.
Sociale aspecten
Visuele hinder als gevolg van de nieuwe weg of aanpassingen aan bestaande wegen is een sociaal aspect omdat dit betrekking heeft op de verstoring van het uitzicht vanuit de directe woonomgeving. Het gaat hier om het belevingsaspect van de bewoners. Zaken die het zicht kunnen verstoren zijn kunstwerken (bruggen en viaducten), geluidsschermen en het langsrijden van veel (vracht)auto’s binnen een zichtbare afstand.
De voorgenomen aanpassingen aan de Mansholtlaan en Nijenoord Allee in het kader van het alternatief ABR leiden niet of tot een beperkte invloed op de visuele hinder ten opzichte van de referentiesituatie. Het ABR scoort neutraal.
De Campusroute kan wel leiden tot visuele hinder voor omwonenden uit de wijk Noordwest. De varianten van de Campusroute scoren daarom negatief op visuele hinder.
Duurzaamheid en klimaat
Het effect op duurzaamheid is bepaald aan de hand van de mate van materiaalgebruik (de hoeveelheid materiaal) voor de realisatie van het ABR en de varianten voor de Campusroute. Het materiaalgebruik blijft het meest beperkt bij het ABR, aangezien in dit alternatief minder verharding erbij komt dan bij de varianten van de Campusroute.
Bij zowel het ABR als de Campusroute wordt het ter plaatse warmer door de toename van de hoeveelheid verharding. Bij de Campusroute zorgt de aanwezigheid van meer groen in de nabijheid voor een verkoelend effect. Hiermee is de kans op hittestress (hoge temperaturen kunnen bij mensen leiden tot hittestress, dit is onder andere afhankelijk van omgevingsomstandigheden) bij omwonenden bij het ABR groter dan bij de varianten voor de Campusroute.
Als gevolg van veranderingen aan het klimaat komen er langere periodes met droogte voor maar ook langere periodes met veel neerslag. Alle varianten van de Campusroute (in mindere mate variant 4 en 5) liggen in een voor wateroverlast gevoelig gebied. Het ABR is het minst gevoelig voor wateroverlast.